De samenvatting is gemaakt aan de hand van de ingekorte en vertaalde publicatie in het boek Dat is Architectuur.
Sullivan begint met een korte omschrijving van de ‘lagere en wilde hartstochten’ oftewel de materialistische en maatschappelijke situatie waaruit de kantoortoren is ontstaan. Verschillende maatschappelijke functies zouden zich bundelen en de kantoortoren is de oplossing om deze te huisvesten. (Uit het essay wordt niet duidelijk welke maatschappelijke functies Sullivan bedoeld.) Daarnaast is de kantoortoren noodzakelijk voor “business” en de aanhoudende bevolkingsgroei in de grote steden en de daarmee overvol rakende stadscentra. Tevens noemt hij in het kort twee essentiële technische aspecten die de wolkenkrabber mogelijk maakten: de uitvinding van de lift en de innovaties in de staalbouw.
De vraag die Sullivan centraal stelt in het essay is:
Hoe aan de kantoortoren “iets mee te geven van de elegantie van die hogere gevoelens en culturele waarden die door deze lagere en wildere hartstochten gedragen worden?”
Maar deze regels alleen zo stelt Sullivan, hoeven nog niet per se een oplossing te bieden voor ‘het probleem’. De subvraag is: “wat is het belangrijkste kenmerk van dit kantoorgebouw”. Het antwoord is ongetwijfeld: ‘de hoogte’. Vervolgens omschrijft Sullivan in emotionele, gedragen termen als macht, kracht en trots; glorie, volmaaktheid en verrukking wat de hoogte van het verheven kantoorgebouw zo opwindend maakt voor de kunstenaarsziel. De architect moet als kunstenaar denken en de hoogte volmaakt weergeven.
Dit is het moment waarop Sullivan de vinger op de kern van ‘de zaak’ weet te leggen: het antwoord ligt in de natuur! De natuur drukt onveranderlijk het innerlijk uit in het uiterlijk voorkomen. “Onophoudelijk krijgt het wezen der dingen vorm in de materie”. Het leven zoekt zijn vormen in volmaakte harmonie met zijn behoeften. Oftewel: “altijd volgt de vorm de functie, dat is de wet. Als de functie niet verandert, verandert ook de vorm niet”. Dus moeten we als architect een beroep doen op ingeboren intuïtie en gevoel om deze ‘wet’ na te leven. Het gaat om de natuurlijke uitdrukkingswijze die ons op de goede weg brengt, en niet de academies die in staat zijn de ervaring van de natuur in ons ‘te verstikken’.
- Hilde Heynen, A. L. (2004). Dat is Architectuur. Rotterdam: 010.
- Sullivan, L. (1896). The Tall Office Building Artistically Considered. Lippincott's Magazine , 403-409.
No comments:
Post a Comment