Showing posts with label skyscraper. Show all posts
Showing posts with label skyscraper. Show all posts

Saturday, October 3, 2009

Downtown Athletic Club



The Downtown Athletic Club is a skyscraper in New York described by Rem Koolhaas in the book Delirious New York. Its exterior is not quite different from any other skyscraper while its interior stores a health club. Namely it has a golf course on the 7th floor, an swimming pool on the 12th, a garden on the 17th and boxing-, squash-, handbal- and billiardsfascilities on others. Next to that there are restaurants and bedrooms all over the building. Particular is the social compression or congestion as Koolhaas adresses about the Club:

"a social condenser generating and intensifying desirable forms of human intercourse." (Koolhaas, 1978)

Another term Koolhaas adresses in the book is the 'culture of congestion'. The culture of congestion is main topic in the book and it is the status which finds New York itself in. It is congestion of urbanity which makes the skyscraper of all urban instruments the apotheosis of this phenomenon.

This Downtown Athletic Club is an example to explain 'Lobotomy', the phenomenon I named in another post. To be able to build an monument as being a skyscraper and by its serenity totally hiding the - what Koolhaas calls - instability of life in the Metropolis. To seperate the exterior and the interior completely in order to build a monumental city in the chaos of modernity.

Koolhaas, R. (1978). Delirious New York. New York: The Monacelli Press, Inc. .

Monday, September 28, 2009

Lobotomie, Automonument, Wolkenkrabber

Rem Koolhaas noemt in het boek Delirious New York het fonomeen lobotomy. Dit is de chirurchische term in een operatie waarbij de zogenaamde ‘hersenkwab’ wordt verwijderd. Dit wordt gedaan om gedachteprocessen te scheiden van emoties om verschillende geestelijke storingen te voorkomen. Dit proces vergelijkt Rem Koolhaas met het scheiden van het interieur en exterieur van wolkenkrabbers: “In this way the Monolith spares the outside World the agonies of the continuous changes raging inside it. It hides everyday life.(Koolhaas, 1978) Een wolkenkrabber hoeft nu niet de continue veranderende accommodaties uit te drukken in zijn gevel zoals volgens Koolhaas vaak in Westerse Architectuur wordt verlangd.

In hetzelfde hoofdstuk introduceert Koolhaas de term ‘Automonument’. Hij stelt dat een gebouw met de grootte en het volume van een wolkenkrabber automatisch een monument is. Hij gaat daarin verder en stelt dat het Automonument ‘het monument van de 20e eeuw’ is en zijn puurste vorm de wolkenkrabber. . . “It is a solipsism, celebrating only the fact of its disproportionate existence, the shamelessness of its own process of creation.” (Koolhaas, 1978)

Door architectonische lobotomie kan de wolkenkrabber puur ‘een container van stedelijkheid’ zijn. (Heynen, 2004). De wolkenkrabber perst onsamenhangende stedelijkheid samen als een condensator. Het kan totaal verschillende functies in zich verenigen die op zich niks met elkaar of de wolkenkrabber van doen hebben. De wolkenkrabber is door zijn grootte autoritair genoeg om onveranderlijk de tijd te doorstaan. De schaal is de schaal van de metropool. De wolkenkrabber geeft een monumentaal 20e eeuws stadsgezicht. De wolkenkrabber is het betekenisvolle antwoord op de stedelijke chaos van de moderniteit.


Heynen, H. (2004). Dat is Architectuur. Rotterdam: 010.

Koolhaas, R. (1978). Delirious New York. New York: The Monacelli Press, Inc. .

Tuesday, September 22, 2009

Samenvatting van het essay 'The Tall Office Building Artistically Considered’ van Louis Sullivan

De samenvatting is gemaakt aan de hand van de ingekorte en vertaalde publicatie in het boek Dat is Architectuur. (Hilde Heynen, 2004) De oorspronkelijke tekst is gepubliceerd in 1896. (Sullivan, 1896)

Sullivan begint met een korte omschrijving van de ‘lagere en wilde hartstochten’ oftewel de materialistische en maatschappelijke situatie waaruit de kantoortoren is ontstaan. Verschillende maatschappelijke functies zouden zich bundelen en de kantoortoren is de oplossing om deze te huisvesten. (Uit het essay wordt niet duidelijk welke maatschappelijke functies Sullivan bedoeld.) Daarnaast is de kantoortoren noodzakelijk voor “business” en de aanhoudende bevolkingsgroei in de grote steden en de daarmee overvol rakende stadscentra. Tevens noemt hij in het kort twee essentiële technische aspecten die de wolkenkrabber mogelijk maakten: de uitvinding van de lift en de innovaties in de staalbouw.

De vraag die Sullivan centraal stelt in het essay is:

Hoe aan de kantoortoren “iets mee te geven van de elegantie van die hogere gevoelens en culturele waarden die door deze lagere en wildere hartstochten gedragen worden?”

In het antwoord op deze vraagt begint Sullivan met de benoeming van de 5 onderdelen van de algemene kantoortoren:
1. Een kelder als machineruimte,
2. een begane grond voor instellingen als winkels en banken,
3. een gemakkelijk toegankelijke eerste verdieping,
4. een onbepaald aantal identieke kantoorverdiepingen,
5. en een zolder als fysiologische afsluiting van het gebouw.
Daarnaast moet er een gemeenschappelijke hoofdingang zijn voor alle bewoners en bezoekers van het gebouw.

In de volgende alinea wordt het exterieur van de kantoortoren omschreven:
1. De begane grond heeft een opvallende hoofdentree en een royale weelderige opzet,
2. de eerste verdieping wordt eveneens royaal opgezet, zei het iets bescheidener,
3. de kantoorverdiepingen hebben gelijke vensters
4. de zolderverdieping is met grote muurvlakken, een imponerend gewicht, de bekroning.

Maar deze regels alleen zo stelt Sullivan, hoeven nog niet per se een oplossing te bieden voor ‘het probleem’. De subvraag is: “wat is het belangrijkste kenmerk van dit kantoorgebouw”. Het antwoord is ongetwijfeld: ‘de hoogte’. Vervolgens omschrijft Sullivan in emotionele, gedragen termen als macht, kracht en trots; glorie, volmaaktheid en verrukking wat de hoogte van het verheven kantoorgebouw zo opwindend maakt voor de kunstenaarsziel. De architect moet als kunstenaar denken en de hoogte volmaakt weergeven.

Om het vraagstuk definitief op te lossen moet het worden verheven tot het niveau van de “serene filosofische beschouwing”. Daar wordt de toren vergeleken met de klassieke zuil en de drie-eenheden in de natuur en de kunst. In deze theorieën komt één gedachte steeds naar voren: “de kantoortoren mag niet misbruikt worden om architectonische kennis, in de encyclopedische zin van het woord, tentoon te spreiden terwijl dit in de praktijk vaan het geval is.

Dit is het moment waarop Sullivan de vinger op de kern van ‘de zaak’ weet te leggen: het antwoord ligt in de natuur! De natuur drukt onveranderlijk het innerlijk uit in het uiterlijk voorkomen. “Onophoudelijk krijgt het wezen der dingen vorm in de materie”. Het leven zoekt zijn vormen in volmaakte harmonie met zijn behoeften. Oftewel: “altijd volgt de vorm de functie, dat is de wet. Als de functie niet verandert, verandert ook de vorm niet”. Dus moeten we als architect een beroep doen op ingeboren intuïtie en gevoel om deze ‘wet’ na te leven. Het gaat om de natuurlijke uitdrukkingswijze die ons op de goede weg brengt, en niet de academies die in staat zijn de ervaring van de natuur in ons ‘te verstikken’.

- Hilde Heynen, A. L. (2004). Dat is Architectuur. Rotterdam: 010.
- Sullivan, L. (1896).
The Tall Office Building Artistically Considered. Lippincott's Magazine , 403-409.